Toen ik vijf was nam mijn moeder
mijn tweelingbroertje en mij mee naar Bolivia. Bijna een half jaar hebben we
toen aan de andere kant van de wereld gewoond. Zo’n acht jaar daarna reisden we
naar Brazilië en Angola. Daarna ben ik zelf op pad gegaan en heb ik Londen, Rome,
Trapani, Parijs, Madrid, Manchester, Edinburgh, Brussel, Berlijn, Zwitserland
en nog meer stukjes van Europa ontdekt. Ik ben geboren met bloed in mijn aderen
dat smeekt om avontuur. Ik kan niet eindeloos op de zelfde plek doorbrengen –
van stilzitten word ik slap en verdrietig. Reizen is voor me wat de zon is voor
plantjes. Ik kan niet zonder.
Al in de eerste klas besloot ik
dat zodra ik kon ik naar Indonesië wilde. Dat was toen omdat mijn beste vriend
van Indonesische afkomst was en we samen wilden gaan. Ik maakte lijstjes en
spaardoelen en had aan het eind van het jaar genoeg bij elkaar. Maar het kronkelpaadje
dat leven heet leidde me een andere kant op. Ik struikelde en hobbelde om en
over obstakels en heuvels en draaide voor mijn gevoel oneindig veel cirkels –
ergens zal het vast goed voor zijn geweest. Waarvoor weet ik niet, het doet er
ook niet meer toe. Ik heb een ticket naar de andere kant van de wereld in mijn spreekwoordelijke
broekzak en over een paar weken stap ik op het vliegtuig.
Ik vlieg naar Bangkok. Verder
staat niets vast. Ik kan drie maanden
wegblijven, of een jaar. Geen idee. Ik zie wel, ofzo.
Dat klinkt heel simpel – ‘ik zie
wel, ofzo’. En op een bepaalde manier is het dat ook. Leven bij de dag. Zien
waar de wereld je brengt. Een beetje zweven op de warme wind van Zuidoost Azië.
Ik zou echter liegen als ik zou zeggen dat het in mijn hoofd ook zo simpel is.
De tickets boekte ik in een plotselinge moedige bui. Daarna volgde een soort
euforie. Toen een week van zenuwinzinkingen. Ieder uur zo’n beetje. Overspoeld
werd ik. Ik was zo bang. ‘Wat ga ik in godsnaam doen?!’ vroeg ik me af. Ik
sliep niet meer, eten smaakte me niet, ik ijsbeerde ’s nachts door de woonkamer
en plande mijn dagen vol met werk. Ik durfde haast niet meer stil te staan.
Toen, op een dinsdagnacht,
stortte alles in. Het was half vijf, ik was moe en klappertandde van de stress,
mijn longen leken door mijn borstkas heen te breken en alle zuurstof verdween
uit de kamer. Wat doet een mens in zo’n situatie, dacht ik. Wat moet ik in
godsnaam doen? Wat ben ik in godsnaam aan het doen?! Uiteindelijk belde ik mijn
moeder. As one does. Aan de andere kant van Europa nam ze de telefoon op en luisterde ze
naar de horten en stoten en snikken die ik snotterend wist uit te brengen. We
praatten en praatten en om half zes viel ik met de telefoon nog aan mijn oor in
slaap. Een half uur later werd ik wakker en schreef ik alles op. Ik deelde een
stukje van mijn schrijfsels op instagram en kreeg een warme golf aan lieve,
oprechte en mooie reacties. Ik was eerlijk en deelde mijn angst en emoties en
in ruil gaven jullie me dubbel zoveel eerlijkheid en emotie terug. Lezend en
reagerend vulde alles in me zich met een gewichtloosheid en zorgeloosheid die
ik al jaren en jaren niet meer heb gevoeld. Het was een warmte, een licht die
zich langzaamaan verspreidde – zich nestelde in alle hoekjes van mijn zijn,
mijn mondhoeken omhoog trok tot ik niets kon dan glimlachen. En slapen. Ik kon
eindelijk slapen.
Daarna begonnen de echte
voorbereidingen. Inentingen, visumaanvragen, research, pasfoto’s, een nieuw
paspoort en malariapillen. Er leek haast geen einde aan te komen, maar die
warmte en dat licht sluimerden in me en trokken me voort. Alles ging door. Ik
ging door en ik ga door.
Over drie weken ongeveer stijg ik
op. En hoewel er niemand op me wacht aan de andere kant van de wereld, en hoewel
ik niet weet waar precies ik heen ga en voor hoe lang en wanneer en hoe en wie
en wat en waar voelt het goed. Voelt het als het juiste. Het voelt echt. En ook
eng. Doodeng. Maar ik heb mijn angst bij de arm genomen. Ik heb haar hand
geschud en gevraagd of ze wilde dansen. Nu leren we de Weense wals. Of salsa. Het
verschilt een beetje per dag, maar het is altijd een mooie dans. Een echte, met
misstappen en beurse tenen en we zweven en zwieren en we leven dag per dag.
Ik snap heel goed dat je bang bent (niet echt het goede woord denk ik) maar ik kan zo veel zeggen maar dat gaat je niet gerust stellen. Je gaat het allemaal mee maken en achteraf denk je waarschijnlijk, was dat nu zo lastig? Je gaat genieten en komt thuis met prachtige verhalen (en hopelijke mooie posts en foto's!).
ReplyDeleteJe raakt mij met deze prachtige tekst en oprechtheid. Wat ontzettend dapper om zo'n stap te nemen! Ik hoop dat je allemaal mooie dingen mag gaan ontdekken
ReplyDeleteOprechtheid is wat jou speciaal maakt in een wereld van (virtueel) nep geluk. Je bent wild, open, uniek en durft. Mijn angst gaat zo ver, dat zelfs denken aan lange reizen mijn adem stil doet staan. 'Wat gebeurt er met het appartement waar ik woon? Ga ik wel genoeg geld hebben om alles voor elkaar te krijgen? Wat als mn zomerbaan, naast huis me niet meer terug wil als ik eenmaal een jaar mis?'
ReplyDeleteI envy you, want jij durft die stap wel te zetten en het is nog inspirerend ook.
✺
Wat een eerlijk stukje in zulke mooie worden ingepakt. Ik kan mezelf er ook in vinden. Iets doen en dan later denken: what have I done? Toch zijn het wel juist die keuzes, waar je het meeste van leert. Ik hoop dat je de wals onder de knie krijgt en een mooi reisavontuur mag beleven :)
ReplyDeleteWauw. Dit is prachtig geschreven. Geniet toch zo hard als je kunt van je reis in Indonesië!
ReplyDeletePrachtig geschreven! Ik kijk ernaar uit om je reis te volgen. Tip: je hebt waarschijnlijk een vlucht uit Thailand nodig (om te bewijzen dat je binnen 30 dagen het land weer uit bent), je kunt een ticket faken, staan allerlei tips en tricks over op het internet. Veel plezier!
ReplyDelete<3 <-- gewoon dit
ReplyDelete